Kifid-uitspraak over zorgplicht en ORV reikt te ver?

De uitspraken van Kifid over de zorgplicht bij overlijdensrisicoverzekeringen (ORV’s) kunnen grote gevolgen hebben voor de zorgplicht bij andere financiële producten. Zoals bijvoorbeeld hypotheken. Deze uitspraken zijn daarom ook van belang voor banken en verzekeraars. We vragen ons af of dit wel de bedoeling van Kifid is. We leggen het u uit.

Prijsontwikkeling

ORV-verzekeringen zijn de laatste jaren stukken voordeliger geworden. Iemand die in het verleden zo’n verzekering afsloot, zou (veelal) veel geld hebben bespaard als hij een nieuwe ORV had afgesloten. Had de tussenpersoon de klant daar niet op moeten wijzen?
Kifid heeft inmiddels zo’n 100 klachten geparkeerd. Allemaal gaan ze over de vraag hoe ver de zorgplicht reikt bij overlijdensrisicoverzekeringen. De vraag is ook: geldt een vergelijkbare zorgplicht voor verzekeraars en banken? En ook voor andere producten dan de ORV?

De zorgplicht van de tussenpersoon

Overigens hebben veel tussenpersonen hun klanten al lang op die premiedalingen gewezen. Maar niet allemaal. De vraag is of een tussenpersoon de plicht heeft de klant hierop te wijzen. Heeft een tussenpersoon zijn zorgplicht geschonden als hij de klant niet (of niet meer aantoonbaar) op deze omstandigheid heeft gewezen? Kifid vindt van wel, zo blijkt uit enkele uitspraken. En daarbij heeft het klachteninstituut aangegeven dat de tussenpersoon aansprakelijk is voor het financiële nadeel dat de klant heeft geleden.
 
Dat financiële nadeel bestaat dan uit het verschil in premie dat de klant de afgelopen jaren heeft betaald ten opzichte van de premie die na het oversluiten verschuldigd zou zijn. Het gaat daarbij al snel om enkele duizenden euro’s per klant. Tegen in elk geval één van de uitspraken is inmiddels beroep aangetekend bij de Beroepscommissie van Kifid. Weliswaar overstijgt het financiële belang bij die casus niet de beroepsgrens bij Kifid, maar het totale belang van alle (ook nog komende) klachten overstijgt die beroepsgrens ruimschoots.

Art. 4:20 lid 3 Wft

Kifid baseert zijn laatste uitspraken vooral op artikel 4:20 Wft. In lid 1 van dat artikel staat dat de financieel dienstverlener de plicht heeft de klant vooraf de informatie te geven die ‘redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van die dienst of dat product’. Lid 3 van het artikel sluit daarop aan met de bepaling dat een gelijke plicht bestaat tijdens de looptijd van een financieel product. Daaruit leidt Kifid af dat de financieel dienstverlener de plicht heeft om tijdens de looptijd van de verzekering met de klant contact op te nemen ‘om te onderzoeken of de verzekering als gevolg van premiewijzigingen aanpassing behoeft’. Want, aldus Kifid, voor een adequate beoordeling van het product is niet alleen de premie van het product zelf van belang, maar ook de ‘premieontwikkelingen in de levensverzekeringsmarkt’.

Blijft de uitspraak overeind?

Het gaat hier inderdaad om een probleem dat veel verzekeringsadviseurs en hypotheekadviseurs bezighoudt. Als deze uitspraak in stand blijft, dan heeft dat flinke financiële consequenties voor hen. Temeer omdat ook de media al aandacht aan dit onderwerp hebben besteed en consumenten hebben opgeroepen actie te ondernemen. Maar tegen de uitspraak van de Geschillencommissie van Kifid valt wel het een en ander in te brengen.

Informeren over premiestelling

De Geschillencommissie maakt wel heel gemakkelijk de stap van informatie over ‘dat product’ (zie de tekst van lid 1 van artikel 4:20 Wft) naar informatie over de premiestelling binnen de gehele levensverzekeringsmarkt.
 
Kifid stelt weliswaar dat er een onderzoekplicht is bij premiewijzigingen, maar (afgezien van de vraag of zo’n onderzoekplicht bestaat) in de gegeven casus zijn er juist geen premiewijzigingen. De door de klant gesloten verzekering is nog steeds even duur. Er zijn alleen goedkopere alternatieven op de markt gekomen, die destijds niet en nu wel beschikbaar zijn. Een waarschuwingsplicht daarvoor lezen wij niet in artikel 4:20 Wft. Dat lijkt ook teveel gevraagd. Want geldt een dergelijke onderzoekplicht dan continu voor alle verzekeringen en andere financiële producten die de klant heeft gesloten? In dat verband: ook bij het adviseren/bemiddelen/sluiten van de verzekering in eerste instantie (waar lid 1 dus over gaat) bestaat niet de plicht om op zoek te gaan naar het goedkoopste product. De informatie die krachtens artikel 4:20 Wft verstrekt moet worden, heeft betrekking op het product dat de klant zou kunnen sluiten.

Consequenties voor verzekeraars en banken

Als de Beroepscommissie van Kifid deze uitspraak overeind houdt, heeft dat ingrijpende gevolgen voor verzekeraars die zonder intermediair werken. De informatieplicht van artikel 4:20 Wft berust immers oorspronkelijk bij de aanbieder (lees: de verzekeraar). Als er een bemiddelaar (tussenpersoon) is, dan verschuift die informatieplicht naar die bemiddelaar (tenzij anders afgesproken). Als er geen bemiddelaar is, zoals bij rechtstreeks werkende verzekeraars, dan blijft de informatieplicht bij de verzekeraar.
 
Deze Kifid-uitspraak heeft daarmee ook gevolgen voor die verzekeraars. Zij hadden hun verzekeringnemers moeten informeren over de inmiddels goedkopere alternatieven voor een ORV. Saillant daarbij is de verwijzing van Kifid naar de premieontwikkelingen van de gehele levensverzekeringsmarkt. Want betekent dat dan ook dat een verzekeraar die zijn tarieven niet (of pas veel later) heeft gewijzigd, zijn verzekeringnemers erop had moeten wijzen dat zij bij een concurrentverzekeraar misschien veel voordeliger uit zouden zijn?

Banken

En verder nog iets: moeten banken en andere hypotheekverstrekkers dan ook op grond van ‘renteontwikkelingen in de hypotheekmarkt’ hun klanten er spontaan op wijzen dat er inmiddels goedkopere alternatieven zijn? Zoals de uitspraak nu ligt, lijkt het erop dat Kifid vindt dat elke financieel dienstverlener (dus ook de verbonden bemiddelaar, de direct writer en de bank) informatie moet geven over producten en productprijs in de gehele sector, ook tijdens de looptijd.
Opvallend in dat verband is dat Kifid tot nu toe elke klacht heeft afgewezen, die gaat over de vraag of de klant gewezen had moeten worden op het feit dat er geen gronden meer waren voor een risico-opslag.
De uitspraak van de Beroepscommissie zal het leren.

Meer weten?

Lees de Kifiduitspraken 2019-623 en 2019-625
 
NIBE-SVV heeft diverse opleidingen over financieel advies, waarin de zorgplicht aan bod komt:

Deel dit artikel
Wellicht ook interessant
Heb je vragen?
Onze opleidingsadviseurs zijn nu telefonisch bereikbaar. Op werkdagen van 08.30 tot 17.00 uur. WhatsApp van 10.00 tot 16.00 uur.
Schrijf je in voor de Nieuwsbreak
Ontvang maandelijks het laatste nieuws uit de financiële sector en van NIBE-SVV in je mailbox.
Incompany mogelijkheden

Wil je met je team, afdeling of organisatie je kennis en vaardigheden vergroten? Volg samen een training uit ons uitgebreide aanbod. Ook maatwerk mogelijk!