AFM schept duidelijkheid over beleggingsadvies

Onlangs is de Leidraad kwalificatie innovatieve dienstverlening van de AFM verschenen. Daarin geeft de AFM antwoord op de vraag wanneer er sprake is van beleggingsadvies. 

Aanleiding: ontstane grijze gebied

De mogelijkheden van software en internet binnen de financiële dienstverlening zijn groot. Hierdoor ontstaat echter wel vaak een grijs gebied tussen wat execution only-dienstverlening is en wat een adviesrelatie is. Bij beleggingen speelt ook een vermogensbeheerrelatie een rol. De AFM probeert in de leidraad aan te geven waar de grenzen liggen tussen de verschillende bedieningsconcepten.
Met de leidraad borduurt de AFM voort op een uitgebreid rapport over Dienstverlening op maat uit 2013. Voor de beantwoording van de vragen is door de AFM aangesloten bij het huidige wettelijk kader, inclusief al bestaande (Europese) interpretaties. Daarmee is de beantwoording een verdere (meer praktische en meer op de huidige markt toegesneden) uitleg van het wettelijk kader over execution only, beleggingsadvies en vermogensbeheer.

5 voorwaarden

Er is volgens de AFM sprake van beleggingsadvies als aan álle 5 volgende voorwaarden is voldaan:
 

  1. Er moet sprake zijn van een aanbeveling, dus niet alleen van het delen van informatie. Het geven van informatie over kosten, rendement en risico van een beleggingsfonds op zich is geen aanbeveling en is dus geen advies. Zelfs de mededeling dat een bepaald fonds ‘geschikt is bij een minimale beleggingshorizon van 5 jaar’ hoeft nog geen advies te zijn, als de belegger tenminste niet gestuurd wordt om in dit fonds te gaan beleggen.
  2. Het moet gaan om een aanbeveling, gericht op een transactie in een financieel instrument. Het risicoprofiel van een klant moet altijd worden vastgesteld (ook bij execution only). Als op basis van het risicoprofiel wordt aangegeven dat een bepaalde verdeling (assetallocatie) passend is, hoeft dit nog geen advies te zijn. Het zou pas een advies worden, als de klant gestuurd wordt om bepaalde specifieke assets aan te kopen binnen een bepaalde beleggingscategorie. Een klant die op basis van zijn risicoprofiel te horen krijgt dat hij het best 50% in aandelen, 25% in obligaties en 25% in liquiditeiten kan beleggen, wordt nog niet geadviseerd. Pas als de aanbieder daarnaast een invulling geeft van de aandelen, obligaties en liquiditeiten, is er sprake van een aanbeveling. Het is wel mogelijk dat de aanbieder een keuze biedt uit verschillende mogelijkheden (10 verschillende soorten aandelen benoemen), waaruit de klant moet kiezen. Hoe groter het aantal mogelijkheden dat wordt aangeboden, hoe kleiner de kans dat er sprake is van echt advies. De klant moet immers zelf een keuze maken.
  3. De aanbeveling die gedaan wordt, wekt óf de suggestie dat deze passend is voor de individuele klant, óf wordt gegeven op basis van de persoonlijke situatie. Als een aanbieder alleen een rekentool ter beschikking stelt, die de opbrengsten van sparen en/of beleggen toont, is dit nog geen advies. Ook het aanbieden van bijvoorbeeld 3 modelportefeuilles, passend bij het risicoprofiel van de klant, is nog geen advies. Omdat dit geen betrekking heeft op de individuele klant, is het geen persoonlijke aanbeveling en dus geen advies.
  4. De aanbeveling richt zich op de individuele klant. Een algemene tip over een beleggingsfonds op een website (bijvoorbeeld vanwege het hoge rendement of de lage kosten) is nog geen advies.
  5. De aanbeveling moet zich richten op een (gevolmachtigde van een) belegger. Hiermee bedoelt de AFM dat een aanbeveling aan (het bestuur van) een bedrijf, geen beleggingsadvies is in het kader van de Wft.

De bewijslast voor het niet hebben van een adviesrelatie ligt bij de financieel dienstverlener! Hij moet zelf dus aantonen (op basis van de 5 genoemde criteria) dat er geen sprake is van advies, maar van execution only. 

Geautomatiseerde vorm van vermogensbeheer

Steeds meer beleggingsdienstverleners bieden een geautomatiseerde vorm van vermogensbeheer aan. Toch wordt dit bedieningsconcept soms aangeboden onder de noemer ‘execution only’. Ook hier is een grijs gebied ontstaan tussen wanneer er sprake is van vermogensbeheer of execution only.
Het belangrijkste onderscheid dat de AFM maakt, is of de klant zelf telkens de beleggingsbeslissing actief neemt, of dit overlaat aan een geautomatiseerd programma. Als een financieel dienstverlener gemachtigd is om namens een klant een bepaalde beleggingsaanbeveling uit te voeren, dan zal er vrijwel altijd sprake zijn van vermogensbeheer. Dit geldt zelfs wanneer de klant de beslissing zelf weer kan terugdraaien.
De AFM geeft een voorbeeld van dienstverlening die wordt aangeboden als execution only, maar waar feitelijk sprake is van vermogensbeheer: 

Voorbeeld
Een klant houdt een portefeuille via een beleggingsonderneming aan. De klant bepaalt een standaard assetallocatie. Vervolgens zorgt de beleggingsonderneming er periodiek (bijvoorbeeld 1 keer per half jaar) voor dat de portefeuille weer aansluit bij de door de klant gekozen assetallocatie. Voor dit zogeheten herbalanceren geeft de klant eenmalig toestemming.

Omdat er hier sprake is van een eenmalige toestemming van de klant, waarna orders zonder tussenkomst van de klant worden doorgevoerd, ziet de AFM ook dit als vermogensbeheer. Herbalanceren zonder oog te hebben voor de mogelijk gewijzigde omstandigheden van de klant is niet gepast. Tegelijkertijd snapt de AFM de toegevoegde waarde van herbalanceren voor een klant, aangezien één van de biases van klanten bij beleggen is dat zij niet regelmatig herbalanceren. 

Eenmalig een beleggingsportefeuille checken

Als een klant een expert vraagt om eenmalig te kijken naar een beleggingsportefeuille die door de klant zelf (execution only) is aangekocht, is er dan sprake van beleggingsadvies?

Het antwoord hierop is afhankelijk van de situatie, aldus de AFM. Er zijn 4 aandachtspunten:

  1. Als tijdens de eenmalige controle voldaan wordt aan de eerder genoemde 5 eisen, dan is er sprake van beleggingsadvies.
  2. Het is mogelijk dat op basis van de criteria sprake is van eenmalig advies, waarna de relatie weer teruggaat naar de relatie die er was, voorafgaand aan dat advies (zoals execution only).
  3. Als dit laatste het geval is, moet de klant hiervan wel duidelijk doordrongen worden: het moet hem duidelijk zijn dat het om een eenmalig advies gaat. Dit vereist een duidelijke omschrijving van wat er wel en niet onder de dienstverlening valt.
  4. Als er sprake is van een duidelijk omschreven eenmalig adviesmoment, dan is verlening van nazorg niet nodig. Dit moet wel naar redelijkheid en billijkheid worden geïnterpreteerd. De AFM noemt als voorbeeld dat wanneer de klant 1 dag na het eenmalige advies ontslagen wordt of een grote erfenis krijgt, de adviseur die het eenmalige advies heeft gegeven wel wordt geacht hierop nazorg te verlenen. Uiteraard alleen als hij op de hoogte is van deze plotselinge wijziging in de klantsituatie zo kort na het eenmalige advies.

Meer weten?
Lees meer over de AFM-leidraad.
Ook diverse opleidingen bij NIBE-SVV gaan nader in op de leidraad:

Deel dit artikel
Wellicht ook interessant
Heb je vragen?
Onze opleidingsadviseurs zijn nu telefonisch bereikbaar. Op werkdagen van 08.30 tot 17.00 uur. WhatsApp van 10.00 tot 16.00 uur.
Schrijf je in voor de Nieuwsbreak
Ontvang maandelijks het laatste nieuws uit de financiële sector en van NIBE-SVV in je mailbox.
Incompany mogelijkheden

Wil je met je team, afdeling of organisatie je kennis en vaardigheden vergroten? Volg samen een training uit ons uitgebreide aanbod. Ook maatwerk mogelijk!